Het wettelijk pensioen van zelfstandigen is geen vetpot. Daarom lanceerde de overheid voor hen een extra mogelijkheid om hun aanvullend pensioen te verhogen. Hoe? Door een nieuwe formule te onderschrijven, de Pensioenovereenkomst voor zelfstandigen (POZ).
Het is de zoveelste mogelijkheid die de overheid zelfstandigen biedt om hun wettelijk pensioen aan te vullen. Deze formule komt er echter alleen voor zelfstandigen die niet in een vennootschap actief zijn, maar hun activiteit op hun persoonlijke naam voeren.
Wie niet in een vennootschap actief is, kon tot dan van de beroepsgebonden aanvullende pensioenen (2e pijler) alleen een VAPZ (Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen) nemen. En binnen die formule kun je jaarlijks maximaal maar zo’n 3.850 euro sparen. Zo kon een zelfstandige zonder vennootschap vóór de komst van de POZ heel wat minder aanvullend pensioen opbouwen dan de zelfstandigen mét een vennootschap, de bedrijfsleiders.
Want bedrijfsleiders hadden al verschillende mogelijkheden: de bedrijfsleidersverzekering, financiering via balansprovisies en een groepsverzekering. Daarbovenop hebben zij de IPT (Individuele Pensioentoezegging) waarmee ze voor zichzelf, maar gefinancierd door hun vennootschap, een mooi kapitaal kunnen opbouwen. De bedrijfsleider kan met een IPT namelijk een kapitaal opbouwen dat in verhouding staat tot zijn inkomen, wat theoretisch onbegrensde mogelijkheden biedt.
De regering Michel wou dit onderscheid in mogelijkheden van aanvullende pensioenvorming tussen zelfstandigen met en zonder vennootschap wegwerken. De POZ biedt nu de zelfstandigen zonder vennootschap dezelfde mogelijkheden als de bedrijfsleiders met de IPT: een aanvullend pensioenkapitaal opbouwen dat in verhouding staat tot de inkomsten.
Het VAPZ blijft voor de zelfstandige sowieso de eerste keuze, dankzij de vele fiscale voordelen. Omdat je de POZ op persoonlijke naam neemt en financiert, moet je hem niet alleen vergelijken met de VAPZ (binnen de 2e pijler), maar ook met pensioenformules die voor iedereen (ook niet-zelfstandigen) bestaan (de niet-beroepsgebonden formules), namelijk het Pensioensparen en het Langetermijnsparen. Ook die mogelijkheden zijn fiscaal gunstiger dan de POZ.
De POZ valt daarmee net buiten het podium, maar ook al is het fiscale plaatje minder gunstig dan bij de andere 3 regimes, het is een interessante 4e mogelijkheid. Enerzijds om extra pensioenkapitaal op te bouwen, mogelijk meer dan in de andere regimes. Anderzijds om een bijkomend fiscaal voordeel te doen van 30 % belastingvermindering op de bijdrage.
Zelfstandigen die de financiële mogelijkheid hebben kunnen dan ook maar beter alle door de overheid voorziene systemen cumuleren. Een eerste budget besteed je best aan het VAPZ en Pensioensparen. Als er geen hypothecaire lening in de fiscale weg staat, kan je tot 2.350 euro besteden aan Langetermijnsparen. Daarna komt de POZ in beeld.
Bron: Gonna Be (Baloise)